Over Erasmus

Goed onderwijs, een vredige samenleving, barmhartigheid en zelf denken zijn kernwaarden uit Erasmus’ gedachtegoed. Voor de huidige maatschappij zijn die onverminderd van belang. Erasmus en zijn ideeën vormen nog altijd een uitgangspunt dat aanzet tot denken over de wereld waarin wij willen leven.

Portret van Erasmus, gedrukt in een vertaalde editie van zijn De vrije wil uit 1616.

Beroemd wereldburger

Desiderius Erasmus was een echte wereldburger. Hij werd geboren op 28 oktober 1466 (over het jaartal blijft enige onzekerheid bestaan) te Rotterdam, maar woonde in allerlei Europese steden, zoals Parijs, Cambridge, Venetië, Leuven en Bazel. Hij onderhield via zijn uitgebreide correspondentie een enorm Europees netwerk van Spanje tot Polen. Erasmus was veel op reis en verbleef in het bijzonder graag dicht bij de drukkers die zijn teksten produceerden, zoals Aldus Manutius in Venetië en Johannes Froben in Bazel. De recente uitvinding van de boekdrukkunst stelde Erasmus in staat zijn ideeën razendsnel over de wereld te verspreiden. Toen Erasmus in 1536 stierf, was hij wereldberoemd. Pausen en koningen schreven hem brieven, Martin Luther had een hekel aan hem, Thomas More was zijn beste vriend en de Habsburgse keizer Karel V stelde hem aan als zijn adviseur. De populariteit van zijn onderwijsteksten, zijn kritiek op de Katholieke Kerk en zijn filologische benadering van de Bijbel droegen in hoge mate bij tot zijn faam.

Ad fontes

Erasmus was een humanist: in de antieke literatuur lag voor hem de basis voor een betere wereld. Teruggaan naar deze bronnen (in het Latijn: ad fontes) was dé manier om zo’n wereld te creëren. Op de Latijnse school in Deventer werd hij enthousiast voor de studie van het Grieks en Latijn uit de oudheid. Als wees belandde hij daarna echter in ’s-Hertogenbosch, waar zijn voogden hem naar de kostschool van de gebroeders van het gemene leven stuurden.

Hij ervaart het onderwijs daar als demotiverend ouderwets en ongeïnspireerd. Vervolgens belandt Erasmus in het klooster Steyn bij Gouda, waar hij ook al niet aardt. Voor Erasmus voelt de kloosterorde als een grote belemmering van zijn persoonlijke ontwikkeling. Uiteindelijk krijgt hij toestemming om aan de Parijse universiteit theologie te gaan studeren. Daar keert Erasmus zich tegen de scholastieke benadering van religie, waarbij conservatieve theologen in navolging van bijvoorbeeld Thomas van Aquino via een strikte methodiek religieuze waarheden proberen te vinden. Volgens Erasmus staat deze benadering van bronnen en religie ver af van de kern van het geloof. Hij stelt niet de regels van de Kerk voorop, maarwil mensen in staat stellen op basis van eigen inzicht een oprecht christen te zijn.

De Bijbel als brontekst

Erasmus beschouwde ook de Bijbel als een historische bron, geschreven door mensen. Daarom benaderde hij ook deze tekst met een filologisch-humanistische blik. In zijn tijd was de Bijbel de Vulgaatvertaling van Hiëronymus uit de vierde eeuw. Die werd in alle kerken gebruikt als het Woord van God. Erasmus onderzocht en vergleek tekstvarianten in oude manuscriptversies. Hij kwam via deze filologische benadering tot een nieuwe editie van de Griekse brontekst, die hij samen met een Latijnse vertaling in 1516 door zijn belangrijkste drukker Johannes Froben liet drukken. De uitgave, getiteld Novum Instrumentum, bevatte bovendien een grote hoeveelheid Annotationes, die zijn vertaalkeuzes toelichtten. Erasmus kreeg veel kritiek op deze publicatie, bijvoorbeeld van conservatieve theologen uit Leuven. De herziene Bijbeltekst zou ten grondslag komen te liggen aan veel volkstalige Bijbeledities: Luther gebruikte de tekst bijvoorbeeld voor zijn Duitse vertaling.

Interne herijking van het geloof

Waar Luther aanstuurde op een afsplitsing van de Katholieke Kerk, zocht Erasmus echter altijd naar een interne oplossing binnen één christendom. Het is hem daarom vaak verweten dat hij geen duidelijke keuze wilde maken: het Lutherse kamp verweet hem lafheid, het katholieke kamp verraad van het geloof. Erasmus zwichtte niet voor de druk die op hem werd uitgevoerd en bleef interne herijking van de Katholieke Kerk als oplossing uitdragen. Zijn Lof der Zotheid is nu de bekendste tekst waarin Erasmus de hypocrisie van allerlei geledingen binnen de samenleving, de Kerk met allerlei in zijn ogen bizarre geloofsregels voorop, op satirische en aansprekende manier ter discussie stelde.

Lof der Zotheid

De jeugd heeft de toekomst

Vernieuwing van onderwijs en goede opvoeding vond Erasmus van cruciaal belang. Hij geloofde dat een betere wereld begon bij de jeugd: met een goede en verantwoorde basis als uitgangspunt zouden jongeren later in hun volwassen leven als het ware vanzelf zorgen voor een oprechtere maatschappij. Taal was binnen dat onderwijs het belangrijkst, de Latijnse taal om precies te zijn. Door een goede beheersing van het Latijn, en het liefst ook het Grieks, had je toegang tot de antieke teksten die volgens de humanisten boordevol morele en historische voorbeelden stonden. Via taal kon je je bovendien uitdrukken, en was je in staat te communiceren, discussiëren en rationeel te denken. Veel van Erasmus’ teksten hadden daarom ten doel om onderwijs op een nieuwe manier vorm te geven: zijn Adagia (spreekwoorden) en Colloquia (gesprekken) leerden Latijn, maar bevatten ook vaak een morele les. Zijn hele leven lang bleef Erasmus aan deze teksten werken, door ze uit te breiden en te verbeteren.

Door dr John Tholen, conservator Erasmuscollectie
Bibliotheek Rotterdam